Schuldenwijzer is een platform dat mensen met schulden een eenvoudig, beveiligd en online inzicht geeft van de eigen schulden en daarbij horende informatie.
Juridisch nieuws
Kort geding. Verstekzaak. Schending artikel 21 Rv door eiseres. Geen gevolgen. Toewijzing vorderingen ondanks dat een van de vorderingen kort daarvoor door de kantonrechter is afgewezen. Die vordering is in dit geding nader toegelicht en er zijn ook andere vorderingen ingesteld.
Incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging. Op voorhand kan niet worden aangenomen dat het verstekvonnis geen stand zal houden. Afweging belangen, vordering wordt afgewezen.
Beroepsaansprakelijkheid notaris. Onrechtmatig handelen notaris door terugbetaling van onder hem gestort depot zonder belanghebbende vooraf te informeren. Causaal verband tussen onrechtmatig handelen en schade.
Opheffen beslag, bestuurdersaansprakelijkheid, financieringsvoorbehoud.
Tuchtrecht. Niet-ontvankelijk beroep in cassatie tegen beslissing op verzet (art. 39 lid 4 Gerechtsdeurwaarderswet).
Schorsing executie ontruiming soc huurwoning afgewezen. toetsingsmaatstaf HR 20-12-2019 (ruimer dan Ritzen/Hoekstra). ontruimingsvonnis kantonrechter nog niet onherroepelijk. uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet gemotiveerd.
Huurovereenkomst woonruimte bij verstekvonnis ontbonden en huurder veroordeeld tot ontruiming. Verstekvonnis (niet in persoon) betekend, vervolgens ontruimd. Huurder doet nadien verzet. Volgens hof is verzet te laat en is huurder n-o in verzet. Recht op toegang rechter niet in kern aangetast.
Kort geding. Opheffing executoriale beslagen, omdat het niet aannemelijk is dat de vordering waarvoor deze beslagen zijn gelegd bestaat.
Procesrecht. Kort geding. Opheffingskortgeding op voet art. 705 Rv; derdenbeslag op aandelen in Nederlandse BV gelegd voor vordering op Republiek Kazachstan; uitleg Kazachs recht; misbruik van recht naar Kazachs recht; motiveringsklachten. Immuniteit van jurisdictie; ‘act of state’ doctrine. Immuniteit van executie; maatstaf.
Verzoek pandhouder aan voorzieningenrechter te bepalen dat de verpande zaken aan haar zullen verblijven dan wel onderhands zullen worden verkocht. Onderwerp: Pandhouder heeft op grond van art. 496 lid 2 Rv beslag op verpande zaken gelegd. Zij wenst dat de voorzieningenrechter op grond van art. 3:251 lid 1 BW bepaalt dat d verpande zaken aan haar zullen verblijven dan wel onderhands zullen worden verkocht. De voorzieningenrechter bepaalt dat de verpande zaken voor het bedrag van de (toekomstige) vordering van verzoekster op verweerder, die minimaal € 34.924,15 bedraagt, aan verzoekster zullen verblijven indien en voor zover verzoekster voor 12 februari 2020 de voorzieningenrechter schriftelijk zal berichten dat zij wenst dat de verpande zaken aan haar zullen verblijven.